In de vroege Middeleeuwen werd tijdens een markevergadering een scheuter benoemd. Dit is het best te vergelijken met de positie van een veldwachter. Zijn taak bestond voornamelijk uit het in beslag nemen van vee wat ergens onterecht aan het grazen was. In die tijd had men ook armenjagers, deze moesten er vooral op toezien of er ook boeven of andere duistere figuren in de marke liepen die niet gewenst waren. Als naderhand bleek dat de armenjager iemand te pakken had gekregen die gestraft moest worden, dan kreeg hij daarvoor een flinke beloning. Zeker om de armenjager aan te wakkeren! Zijn vast traktement bedroeg vaak maar enkele guldens; hij moest het dus wel hebben van de extraatjes. Omstreeks 1842 zijn naast de toren twee ruimtes in gebruik genomen links de gevangenis en rechts een ruimte voor een brandspuit. Waar voorheen de gevangenis was is vooralsnog onbekend.
|
De gevangenis aan de linkerkant van de toren |
Foto: uit collectie Willem Hartemink |
|
Foto: uit collectie Eef Oosterink |
Deze politieverordening is gedateerd en in werking gesteld op 11 juni 1882, getekend door burgemeester Gijseweenink en wethouder Buursink. De verordening is verdeeld in negen afdelingen en onderverdeeld in 93 artikels. Dan volgt er nog een aanhangsel, een verordening, regelende de aard en duur der persoonlijke diensten door de ingezetenen der gemeente ter handhaving van de openbare orde of in het algemeen belang te verlenen. Onderstaand een aantal artikels, in toenmalige spelling, die kenmerkend waren voor die tijd:
AFDELING II Art. 4. Het is aan vleeschhouwers en vleeschverkopers verboden vleesch of spek, dat voor menselijk gebruik schadelijk wordt geacht in hunne woningen, winkels of bergplaatsen te hebben of te verkopen. Art. 6. Het vleesch of spek, dat voor menschelijk gebruik schadelijk beschouwd en afgekeurd wordt, zal terstond op last van den Burgemeester door den eigenaar moeten begraven worden. Art. 7. Het is den bakkers verboden, brood te verkopen of ten verkoop te bestemmen, waaraan voedende bestanddeelen van het koren zijn ontnomen of onthouden, of hun brood te vermengen met zelfstandigheden, welke de deugdzaamheid van het brood verminderen of ongeschikt zijn voor voeding. Art. 8. Geen bakker zal roggebrood mogen verkoopen dan gemerkt met de voorletters van zijnen naam.
AFDELING
III Art. 11. Niemand mag zijne kippen of ander pluimgedierte laten loslopen dan op eigen gronden. Art. 18. Er mogen van des avonds 11 tot des morgens 3 ure geene honden in het dorp loslopen, dan alleen die, waarvan zich de nachtwachts of politie-beambten doen vergezellen.
AFDELING IV Art. 21. Ieder
is verplicht, minstens elken Zaterdag de straat, plein of publieken grond,
vóór en langs zijn huis, tuin of erf, ter halver breedte te reinigen. Art. 40. Men mag geen vee aan op den openbaren weg doen dekken.
AFDELING
V
AFDELING
VI Art. 50. Het is verboden binnen bebouwde deelen der Gemeente daken met stro of riet te dekken of te vernieuwen. Houten gebouwen, of gevels geheel of ten deele van hout te maken of te vernieuwen.
AFDELING
VII Art. 50. Geene balken, gebindten of ander houtwerk mogen met den schoorsteen van binnen in gemeenschap staan. Art. 69. b. te rooken uit eene pijp, die niet met eene dop
is gedekt; Art. 77. Ieder die brand ontdekt is verplicht daarvan kennis te geven aan de bewoners van het perceel waar de brand is en aan de buren.
AFDELING
VIII Art. 86. De wachten gaan in stilte rond, en onthouden zich van alle ongeregeldheden. Zij verrichten hunne dienst behoorlijk. Art. 87. De wachthebbenden voorzien zich van stokken, pieken en dergelijke wapenen. De aanvoerder der wacht kan zich voorzien van geweer of pistool.
AFDELING
VII
VERORDENING, regelende den aard den duur der persoonlijke diensten, door de ingezetenen der gemeente ZELHEM, ter handhaving der openbare orde, of in het algemeen belang te verlenen. Art. 6. Plaatsvervanging of afkoop zal voor deze diensten zijn toegelaten. De vereischten in eenen plaatsvervanger zijn, dat de als zoodanig gestelde den in art. 2 bepaalden ouderdom en geene lichaamgebreken bezit. |