Ongeborgen Britse vliegers in Zelhemse bodem?

 

Op 23 september 1944 keerde een Britse bommenwerper niet terug van een vlucht naar Duitsland. Pas veertig jaar later kregen de nabestaanden te horen dat de bemanning was omgekomen toen hun vliegtuig boven Nederland in de Waal was gestort. In werkelijkheid ligt het vliegtuigwrak met daar in de stoffelijke overschotten van de zes vliegers vrijwel zeker nog steeds in Zelhemse bodem.

-------------------------------------------------
Bennie Eenink

23 september 1944
Op die zaterdagavond stegen in Engeland 249 bommenwerpers op om het vliegveld Handorf bij Münster en een aantal andere doelen in die omgeving te bombarderen. De bombardementsresultaten waren maar mager, er was vrij veel tegenstand van de Duitsers. Eén van de bommenwerpers, de Lancaster ED470 bereikte wel het doel, maar kon wegens een technische storing de bommenlading niet lossen. Met de andere toestellen werd het doelgebied verlaten en weer koers gezet richting Engeland. Onderweg werd het konvooi opnieuw aangevallen door Duitse jachtvliegtuigen. De Lancaster ED470 werd daarbij getroffen tussen het staartstuk en middenstuk, waardoor er op die plaats een felle brand uitbrak. Boven Eibergen werd de situatie dramatisch. John Miller die als staartschutter zich in een glazen koepel achter in het toestel bevond vertelde na de oorlog over dat moment: De intercom werkte niet meer, in het toestel naar voren kruipen was onmogelijk, ik zou zeker verbrand zijn, verder overleg was ook niet meer nodig. Het was duidelijk: ik moest er zo snel mogelijk uit. Ik draaide de staartkoepel opzij, zodat ik eruit kon springen. John was de enige die er nog uit kon uitkomen. De rest bleef, al of niet al dodelijk getroffen aan boord.

John Miller zweefde vanaf een hoogte van ruim drie kilometer naar de Achterhoekse bodem en dat duurde een kleine twee minuten. Terwijl hij aan zijn parachute hing zag hij zijn brandende vliegtuig in de verte neerstorten. John kwam bij zwembad Galgenveld in Borculo aan de grond. Gewond aan zijn linkeroog en alleen in een vreemd land zat er niets anders op dan contact te zoeken met de plaatselijke bevolking. Het geluk was opnieuw met John. Hij trof de juiste mensen en via hen kon hij onderduiken op een boerderij in Bathmen. Daar bleef hij, met nog twee vliegers, ruim een half jaar. Toen werden zij bevrijd door het Canadese leger.

Engeland 1945
Terug in Engeland werd John Miller in mei 1945 eerst uitvoerig ondervraagd door de Inlichtingendienst van het Ministerie van Defensie. Hij kon echter alleen maar vertellen dat hij hangend aan zijn parachute het brandende vliegtuig in de verte had zien neerstorten. Daarna zocht hij contact met nabestaanden van zijn zes collega’s. Contacten die eenmalig waren.
John kon de nabestaanden geen informatie geven over wat er was gebeurd met de anderen. En de familie van zijn collega’s konden John alleen maar vertellen dat zij, zoals gebruikelijk, al snel nadat duidelijk was geworden dat het vliegtuig niet terug zou keren een telegram hadden ontvangen van het Ministerie van Defensie dat hun zoon/man werd vermist.
Zes families hadden zo’n telegram ontvangen, de nabestaanden van:

- Piloot Flying Officer Albert Keith HORNIBROOK 20 jr. uit Wilston / Australië,
- Boordwerktuigkundige Sergeant Tegwyn ROBERTS, 21 jr. uit Denbigh, Wales / UK,
- Navigator Flying Officer John James CONDON, 24 jr. uit Double Bay / Australië,
- Bommenrichter Flying Officer Derek Cecil HEATHER, 26 jr. uit London / UK,
- Radiotelegrafist Sergeant Robert Stanley MEACHEN, 23 jr. uit Billingham / UK en
- Rugkoepelschutter Sergeant Thomas BROWN, 25 jr. uit Southport / UK.

 

Boerderij De Gasthuisplaats, Hummeloseweg 49, in Zelhem

Foto door G. Eskes

 

De Gasthuisplaats
Van Engeland gaan we terug naar de Achterhoek. Wie vanuit de kom van Zelhem over de Hummeloseweg richting Hummelo rijdt kruist aan de rand van het dorp de rondweg door middel van een rotonde. Ruim een kilometer verder kruist u de weg van Doetinchem naar Velswijk en Hengelo. Hoewel ook hier alweer geruime tijd een rotonde ligt is dit punt tot in de verre omtrek nog steeds beter bekend als kruuspunt Waarlo naar een vroegere bewoner. Een paar honderd meter voor de rotonde, in een flauwe bocht, ligt aan een rechterkant een monumentale boerderij: de Gasthuisplaats, in de volksmond ook vaak genoemd Toonk van de Gasthuusplaatse. De naam gaat terug naar 1648 toen deze boerderij werd gekocht door het Gasthuis te Doesburg. Gasthuizen werden opgericht door de kerken. Het waren liefdadigheidsinstellingen. Men kon zich inkopen en door deze schenkingen en legaten werden deze instellingen rijk aan geld en goederen.

In de loop der eeuwen heeft deze boerderij heel wat rampen moeten doorstaan. In 1636 wordt de boerderij voor het eerst in de boeken vermeld. Toen was het ook al raak, pachter Warner op Toonk beklaagde er zich over dat hij al zijn schapen en het overige vee was kwijt geraakt aan plunderende soldaten. In 1930 werd de gehele boerderij door brand verwoest. Nog datzelfde jaar werd begonnen met de herbouw. Een lang leven was de boerderij niet beschoren want in 1935 werd tengevolge van een blikseminslag de boerderij weer volledig in de as gelegd. Ongeveer volgens de vorige tekening werd de boerderij weer opgebouwd. Negen jaar later, op 23 september 1944 sloeg het noodlot opnieuw toe. Omstreeks 22.30 uur stortte een Engelse Lancaster bommenwerper neer voor de boerderij. Het toestel kwam vrijwel verticaal naar beneden en was volgens diverse bronnen nog redelijk intact. Volgens de verhalen stonden er al heel wat mensen om het vliegtuig toen er plotseling een sissend geluid uit het toestel kwam waarop iedereen wegrende. Korte tijd later ontplofte de bommenlading.

 

Luchtfoto met daarop duidelijk de plek waar de bom ontploft is

Foto van Dienst Kadaster Apeldoorn

Waarschijnlijk werd dit veroorzaakt door een tijdontsteker. Deze tijdontstekers werden afgesteld op diverse tijden na het afwerpen. Het neerstorten van het vliegtuig werd door een bommechanisme herkend als het neerkomen van de bom op de grond. De explosie sloeg een geweldige krater met een doorsnede van ongeveer 20 meter en een diepte van circa 6 meter in de grond. De boerderij Gasthuisplaats werd weer grotendeels verwoest, terwijl de nabijgelegen boerderijen Winkels, Poppink en Lamers meer of minder schade opliepen. Van de tegenover de Gasthuisplaats gelegen boerderij Poppink werd de voorkant getroffen, waarbij een Duitse soldaat die in de voordeuropening stond te kijken werd gedood. Uit de gevonden menselijke resten bij het wrak kon geconcludeerd worden dat er nog bemanningsleden aan boord moesten zijn geweest. Zowel het vliegtuig als de bemanning konden op dat moment niet worden geďdentificeerd. De menselijke resten werden door de Duitsers verzameld en begraven op de begraafplaats in Zelhem naast de graven van elders in Zelhem omgekomen vliegers. Om hoeveel menselijke resten het ging is niet duidelijk, volgens sommige bronnen zou er slechts sprake zijn geweest van één stukje vlees dat door een huisarts werd herkend als zijnde afkomstig van een menselijk lichaam. Na de oorlog is op dit graf een gedenksteen geplaatst met de tekst: ”An airman of the 1939 - 1945 war – known unto God”, (Een vliegenier uit de oorlog 1939-1945- God kent zijn naam). De krater werd gebruikt om het puin van de verwoeste boerderij in te storten.

AVOG en het wrak bij de Gasthuisplaats.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn in ons land ongeveer 6500 vliegtuigen neergestort, hiervan kwamen er circa 400 in de Achterhoek terecht. Een organisatie die zich intensief bezig houdt met de luchtoorlog boven de Achterhoek is de Stichting Achterhoekse Vliegtuigwrak. Opgravers Groep (AVOG). Sinds de oprichting in 1972 zijn al diverse wrakken opgespoord en geborgen. En nog steeds worden stukjes van de puzzel van de lijst van vermisten ontdekt. Veel van de vondsten zijn sinds 1981 te bezichtigen in het museum van de stichting: het AVOG Crash Museum, Europaweg 34 in Lievelde. Elke eerste zondag van de maand, van 13.00 tot 17.00 uur, bent u daar welkom.

Van een aantal in de Achterhoek neergestorte toestellen vindt u in de expositieruimten onderdelen, zoals ondermeer vliegtuigmotoren, propellers, landingsgestellen, stukken van vleugels, zuurstoftanks en cockpitinstrumenten. Van wat u in het museum ziet is ongeveer 90% opgegraven door de stichting, de rest komt uit particulier bezit. Ook ziet u onderdelen die zich tijdens het neerstorten aan boord bevonden, zoals vlieguitrusting, navigatiemateriaal (vliegerkaarten), boordwapens, vliegtuigmunitie en radio-installaties. Deze permanente tentoonstelling geeft niet alleen een beeld van de technische kant van de luchtoorlog maar wil vooral een eerbetoon zijn aan de geallieerde vliegeniers die voor onze vrijheid hun leven offerden.
In het museum bevindt zich ook een onderdeel van de bommenwerper die neerstortte bij de Gasthuisplaats. Niet alles kwam daar namelijk neer, nog tijdens de vlucht brak het staartstuk af en kwam circa twee kilometer van de Gasthuisplaats terecht op het land van de heer Besselink aan de Korenweg in Zelhem. Van dit staartstuk is de staartvork bewaard gebleven en een aantal jaren geleden aan het museum geschonken. In 1975 werd door AVOG in goed overleg met de toenmalige bewoner van de Gasthuisplaats, de heer Brouwer, een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd met ondermeer een metaaldetector. De conclusie was dat er inderdaad puin van de verwoeste boerderij in het gat zat en wel zoveel dat het zoeken naar restanten van het vliegtuig een uiterst moeilijke zaak zou worden. De mogelijke aanwezigheid van menselijke resten maakten de situatie extra moeilijk. De stichting AVOG besloot daarom geen verder bodemonderzoek te doen.

In de Waal gestort?
Geen bodemonderzoek, maar de AVOG vrijwilligers gingen wel op ander gebied verder met hun onderzoek. Van de 249 bommenwerpers die die nacht Munster en omgeving bombardeerden zijn er meerdere boven Oost-Nederland neergeschoten. Na veel gepuzzel waren de medewerkers van AVOG tot de conclusie gekomen dat het toestel dat boven Eibergen werd aangeschoten en waarmee ik dit artikel begon het toestel is dat bij de Gasthuisplaats is neergestort. Helaas bevat het onderdeel van het staartstuk in het museum geen codes, serienummers etc waaruit valt af te leiden om welk toestel het gaat. AVOG probeerde het daarom in Engeland.
In 2002 slaagde men er in contact te krijgen met een zuster van de omgekomen bommenrichter Derek Heather. Zij vertelde dat toen Derek als vermist werd opgegeven zijn vrouw Ann in verwachting was. In maart 1945 werd een dochtertje Alysia geboren. In 1947 hertrouwde zijn weduwe en emigreerde met man en dochter naar de Verenigde Staten. Beide wonen nog steeds in de VS.
De zuster van Derek, Cynthia Heather vertelde een zeer opmerkelijk verhaal. In de zomer van 1986, zo’n 42 jaar na de ramp kregen de weduwe, haar dochter en de zuster van Derek een brief van het Ministerie van Defensie. In een brief gedateerd 2 juli 1986 werd gemeld: “…..“Spijtig genoeg voor u is sergeant Miller de enige overlevende. Nederlandse verzetsmensen zagen de Lancaster bommenwerper neerkomen midden in de rivier de Rijn/Waal terwijl er niemand meer kon uitspringen of uitkomen toen het toestel het water raakte. Geen van de zes lichamen van de overgebleven bemanning van het toestel werd ooit gevonden en aangenomen wordt dat zij of in het toestel ten onder gingen of dat zij eruit spoelden richting Noordzee…”..

Verder wordt in de brief de plaats van neerstorten aangeduid als een gebied bij Bemmel/Huissen, tussen Arnhem en Nijmegen. De beschrijving in de brief wordt door AVOG als uiterst onwaarschijnlijk bestempeld. Het was die avond zwaar bewolkt weer, heel Nederland was verduisterd en het had al urenlang geregend toen omstreeks 22.30 uur meerdere Lancasters kort na elkaar werden neergeschoten. Als er al een paar verzetsmensen bij de Rijn/Waal hebben gestaan zouden zij dan hebben kunnen zien welke Lancaster in de rivier terecht kwam? Het serienummer van een Lancaster was zo klein dat het opnemen er van overdag al moeilijk was. In een donkere nacht dit nummer van een neerstortend vliegtuig lezen binnen een tijdsbestek van enkele seconden moet als onmogelijk worden beschouwd.
Hoe kwam men dan in Engeland aan deze informatie? De ervaring van AVOG is dat het niet de eerste keer is dat in Engeland nabestaanden gerust werden gesteld met een mooi verhaal maar helaas niet altijd de waarheid. AVOG kent meerdere gevallen waarbij de nabestaanden maar wat op de mouw is gespeld. Zogenaamd om de gemoedsrust van de nabestaanden en als ministerie om de zaak bevredigend te kunnen afsluiten. Door deze handelwijze is de familie van Derek Heather en van de overige vijf vermisten echter óók de mogelijkheid ontnomen ooit een echt graf van hun omgekomen dierbare te kunnen bezoeken. De ervaring heeft geleerd dat een graf uiteindelijk meer voldoening en gemoedsrust brengt dan de vraag die altijd blijft: waar zou mijn vermiste vader of broer zijn gebleven ?

Over technische ontwikkelingen en ambtelijke molens.
De technische ontwikkelingen staan niet stil en ook op het gebied van bodemonderzoek is sinds 1975 heel wat verbeterd. De vrijwilligers van AVOG kunnen uiteraard lang niet alles zelf en werken daarom vaak samen met anderen, zowel vrijwilligers maar ook met professionals.
In 2003 kreeg AVOG een aanbod van een bedrijf dat is voortgekomen uit de privatisering van de explosievenopruimingsdienst van het Nederlandse leger. Dit bedrijf, REASeuro (Riel Explosive Advice & Services Europe B.V.) bood aan zonder kosten een bodemscan uit te voeren bij de Gasthuisplaats zodat een eerste indruk zou kunnen worden verkregen over de (on)haalbaarheid van een eventuele berging. Het aanbod van REASeuro gecombineerd met het vreemde verhaal van Cynthia Heather waren voor AVOG aanleiding om in april 2004 een brief te sturen aan B&W van de toenmalige gemeente Zelhem met het verzoek om oriënterend gesprek samen met vertegenwoordigers van REASeuro. Het is bekend dat ambtelijke molens niet altijd even snel draaien maar toen na ruim een jaar nog steeds geen antwoord was ontvangen werd toch maar eens navraag gedaan bij de gemeente Zelhem. Zonder resultaat, de brief bleek te zijn verdwenen. Uiteindelijk werd de brief gevonden in het Oud-Archief van de gemeente Zelhem dat intussen was verplaatst naar het Streekarchivaat te Doetinchem. Deze vondst werd aan AVOG gemeld door iemand die voor een ander onderzoek het archief van de voormalige gemeente Zelhem doorzocht. Het zou natuurlijk niet mogen, maar misschien heeft drukte en chaos rond de gemeentelijke herindeling tot deze situatie geleid, zo werd er bij AVOG op gereageerd.

Daarom besloot men op 27 mei 2005 weer poging te doen met een brief aan de nieuwe gemeente Bronckhorst. Ditmaal draaiden de ambtelijke molens iets sneller, na ruim 3 maanden, op 7 september 2005 kwam het antwoord van de gemeente Bronkhorst. De brief werd afgesloten met de woorden: ….de gemeente zal in deze zelf geen actie ondernemen. Wel zien wij verdere actie en initiatieven van uw zijde met belangstelling tegemoet….

Vrij vertaald heeft men dus blijkbaar wel interesse in de initiatieven van AVOG maar een vrijblijvend gesprek over dit onderwerp is kennelijk al teveel gevraagd. Voor de teleurgestelde vrijwilligers van AVOG zat er niets anders op dan het inmiddels omvangrijke dossier maar weer voor onbepaalde tijd te sluiten. En ook werd besloten het contact met de nabestaanden op een zeer laag pitje te zetten en hen niet te informeren over de houding van de Nederlandse gemeentebestuurders.

Bergingen
In Nederland worden nog steeds circa 280 vliegtuigen uit de oorlog vermist. Een aantal zal waarschijnlijk echter nooit worden gevonden omdat ze zijn neergekomen in bijvoorbeeld rivieren, meren, Biesbosch of IJsselmeer. Er kunnen verschillende redenen zijn om een wrak alsnog te bergen. Soms ligt een wrak in de weg, soms is er ook sprake van een veiligheidsrisico. Bommen worden in de loop der jaren instabiel. De kans op spontaan exploderen wordt daardoor steeds groter.

Ook het saneren van de bodem kan een rol spelen, bij de bouw van vliegtuigen in de oorlogsjaren werden volgens de huidige normen schadelijke stoffen gebruikt. En zeker niet de minste reden is dat gemeenten mogelijke stoffelijke resten van bemanningsleden uit piëteit richting nabestaanden willen bergen. Elk jaar worden er zo nog weer vliegtuigen geborgen en dat zal de komende jaren nog wel zo blijven. Overigens staan lang niet alle gemeenten te popelen om een berging uit te laten voeren. Bergingen zijn kostbare operaties voor een gemeente ook al betaalt de landelijke overheid fors mee.
De praktijk laat zien dat de beslissing om wel of niet tot berging over te gaan meestal het slotstuk is van langdurige en emotionele discussies. Een berging in het Noord-Hollandse Wilnis leidde tot kamervragen aan de Minister van Defensie en wijlen Prins Bernhard bemoeide zich persoonlijk met een berging in het Brabantse Hank. Opvallend is dat de mediabelangstelling voor de bergingen erg groot is. Het lijkt erop dat naar mate de oorlog langer geleden is de belangstelling van de media voor deze bergingen alleen maar groter wordt.

Dat bleek bijvoorbeeld op 31 augustus 2006 in Delden. Met militaire eer werden daar toen de stoffelijke resten van de bemanningsleden van Short Stirling MK 1 bommenwerper begraven. De begrafenis was de afsluiting van een grootscheepse bergingsoperatie, een jaar eerder in de omgeving van Bentelo. De begrafenis werd een indrukwekkende gebeurtenis waaraan op tv, radio en in de schrijvende pers uitgebreid aandacht is besteed, niet alleen in Nederland maar ook daar buiten. De plechtigheid in Delden werd bijgewoond door ondermeer familie van de omgekomen bemanningsleden uit Nieuw-Zeeland en Engeland, de ambassadeur van Nieuw Zeeland, de militair attaché van de Britse ambassade, vertegenwoordigers van de Britse en de Nederlandse Krijgsmacht, de staatssecretaris Defensie, een vertegenwoordiging van Gedeputeerde Staten van Overijssel, gouverneurs van de Lions Clubs uit Groot-Brittannië en Nieuw Zeeland en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente. Een Tornado jachtbommenwerper van de Britse luchtmacht bracht uit respect tijdens de begrafenis een eresaluut aan de omgekomen bemanningsleden.

Waarom dit artikel?
Vastleggen van een stukje Zelhemse geschiedenis, daar gaat het mij vooral om maar eigenlijk hoop ik diep in mijn hart dat het daar niet bij blijft. Mogen en willen wij zo omgaan met de mannen die hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid? Als een berging technisch en/of financieel niet mogelijk is zouden wij deze mannen niet moeten eren met een blijvend aandenken? Een uitbreiding van het oorlogsmonument in het dorp Zelhem misschien? Het oorlogsmonument bij de kerk, dat een mannelijk figuur voorstelt, die met ontboeide armen oprijst uit de golven is al eerder aangepast. In eerste instantie, in 1950 zijn in de sokkel de namen aangebracht van de namen van de Zelhemmers en de geallieerde soldaten die in Zelhem zijn omgekomen.

Op 5 mei 2005 is een uitbreiding onthuld in de vorm van twee plaquettes ter nagedachtenis van de omgekomen Joodse Zelhemmers en de drie Zelhemse jongens die zijn gesneuveld tijdens de oorlog in Indonesië. Een uitbreiding met een plaquette met de namen is echter niet zo eenvoudig als het lijkt. Zolang de identiteit van de omgekomenen niet honderd procent vast staat zal het heel moeilijk worden. Een voorbeeld van de problematiek is te vinden in het Friese plaatsje Boazum nabij Sneek. In de vroege ochtend van 25 juli 1941 stortte hier in een weiland een Britse Wellingtonbommenwerper neer na een vuurgevecht. De stoffelijke resten van de bemanning liggen in een naamloos graf op de Noorderbegraafplaats in Leeuwarden. Volgens de Friese stichting Missing Airmen Memorial Foundation gaat het vermoedelijk om bemanning van piloot Mervyn Sydney Lund, maar het lukte niet om een bevestiging daarvan te krijgen van de Engelse Royal Air Force (RAF). In november 2008 is ook de Engelse krant de Sunday Express zich er mee gaan bemoeien. Een artikel met als kop: RAF blocks Dutch plans to honour dead airman. (RAF blokkeert Nederlandse plannen om gesneuvelde vliegers te eren) leverde veel kritiek van de lezers op de RAF op maar geen oplossing. De stichting vermoedt dat er op de plek waar het vliegtuig neerstortte nog steeds stoffelijke resten te vinden zullen zijn, temeer omdat het vliegtuigwrak in de oorlog nooit volledig geborgen is. In samenwerking met de Sunday Express probeert de stichting nu nabestaanden te vinden in Engeland. Doel is om samen met de nabestaanden druk uit te oefenen op de overheid om alsnog over te gaan tot een berging. Als de namen dan officieel bekend zouden worden, wil de stichting op de plek waar het vliegtuig crashte een monument met de persoonsgegevens oprichten.

Als het allemaal zo moeilijk is zou een gedenkteken bij de Gasthuisplaats een oplossing kunnen zijn? De Stichting AVOG is geen voorstander van iets anders dan een opgraving, van hen kreeg ik de volgende toelichting bij dit standpunt:

…..Voor alle duidelijkheid nog het volgende: wij zijn geen voorstander van een gedenksteen, daarvoor is het wat ons betreft te vroeg. Ons onderzoek heeft zich gericht op het in kaart brengen van alle neergestorte vliegtuigen van 23 september 1944. Dat was de enige manier om via deductie erachter te komen welk toestel bij de Gasthuisplaats neerkwam. Die werkwijze is ook geslaagd, we hielden één Lancaster over die dus daar neergestort moet zijn. Onze stelling is: met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is dus de Gasthuisplaats Lancaster het toestel ED470 van John Miller, Derek Heather en hun collega’s. Deze theorie wordt ondersteund door het feit dat staartschutterJohn Miller bij Borculo neerkwam met zijn parachute en zijn toestel zag neerstorten. Maar wij als AVOG werken wel met uiteindelijke bewijzen en dus is onze drijfveer: eerst een opgraving/berging om aan de hand daarvan absolute zekerheid te krijgen en uit het gevonden materiaal de conclusie trekken dat het inderdaad ook voor honderd procent zeker de ED470 was. Een opgraving levert vrijwel altijd zodanig materiaal op dat definitieve zekerheid gekregen kan worden omtrent de identiteit. Dat was en blijft ons uitgangspunt. Een gedenksteen op dit moment is dus wat ons betreft ook niet aan de orde, te meer dat indien zelfs bij een berging nog stoffelijke resten gevonden zouden worden, er op het Zelhemse kerkhof door de Britse oorlogsgravendienst CWGC gewoon grafstenen bij geplaatst zouden kunnen worden met daarop de namen van de dan niet meer vermiste vliegeniers……

Het zal duidelijk zijn dat de nabestaanden informeren over de werkelijke situatie alleen zin heeft als er geen twijfel meer mogelijk is.

Tot slot
Ongetwijfeld zullen er mensen zijn die zich afvragen waarom ik me druk maak over iets dat al zo lang geleden is gebeurd. Ik wil u dat graag toelichten, mijn interesse is ontstaan in 2005 toen ik op zoek was naar de verhalen achter de oorlogsgraven in Halle. Zes jonge Britse vliegers liggen daar begraven, omgekomen in de nacht van 30 op 31 augustus 1940 toen hun bommenwerper boven Halle werd neergeschoten. Het resultaat van die zoektocht is, met als titel: Het verhaal achter de Britse oorlogsgraven in Halle, beschreven in de Kronyck 123 van maart 2007. Tijdens die zoektocht ben ik er in geslaagd in Engeland nabestaanden te vinden van de omgekomen vliegers. De contacten met hen waren zeer emotioneel, ik had niet verwacht dat er na zoveel jaren zoveel belangstelling zou zijn en dat het zoveel zou losmaken bij de nabestaanden. Die contacten zijn aanleiding geweest om dit artikel te schrijven.

Hoe het ook verder gaat, in elk geval hoop ik met dit artikel te hebben bereikt dat als u voortaan langs de plek bij de Gasthuisplaats komt nog weer eens denkt aan die mannen die hun leven hebben gegeven voor ons en daar sinds 23 september 1944 anoniem begraven liggen.