Zelhem en Halle in de oorlogsjaren De eerste oorlogsjaren verliepen voor het grootste deel van de bevolking betrekkelijk rustig. Natuurlijk waren bijna alle artikelen op de bon, maar dat had voor de grotendeels boerenbevolking bij lange na niet die gevolgen zoals dat in de grote steden het geval was. Tijdens de Duitse inval in mei 1940 werd Zelhem min of meer zijdelings gepasseerd en de enige materiële schade betrof het bruggetje in de Kruisbergseweg die door terugtrekkende Nederlandse troepen werd opgeblazen. Ook het huis van de familie Kappert (Zelhemmerend) liep hierbij aanzienlijke schade op. Twee inwoners van Zelhem, Eduard Peppelman en Derk Jan Heinen, sneuvelden tijdens de gevechten op de Grebbeberg. Vanaf juli 1940 werden er in de vorm van luchtdoelartillerie (Flak) permanent Duitse troepen binnen de gemeentegrenzen gestationeerd. De grootste last die men van deze troepen ondervond was het telkens weer gedwongen af moeten staan van woonruimte, de zogenoemde inkwartiering. De eerste grote groep Duitse militairen die op hun terugtocht in Zelhem aankwamen betrof de parachutisten van de zesde Fallschirmjagerdivision, die in augustus 1944 arriveerden. Over de gehele gemeente verdeeld bleven vrij grote groepen van deze divisie aanwezig tot aan de bevrijding. Begin september 1944 arriveerden er grote groepen van de Waffen-SS. Zij behoorden tot de tiende SS-Pantzerdivision Frundsberg, die het in Normandië en op hun terugtocht door België en Nederland zwaar te verduren had gehad. Ze waaierden uit over de Achterhoek om hier tot rust te komen en weer op gevechtssterkte te worden gebracht. Grote eenheden gemechaniseerde artillerie werden verdeeld over Halle-Nijman, hun tanks en andere voertuigen werden onder meer verdeeld over de bossen in de Kruisberg, Slangenburg, het Zand en de Kappenbulten. In februari 1945 werd Zelhem opnieuw overspoeld door grote groepen Duitse militairen, deze keer betrof het eenheden van de 116de pantserinfanteriedivisie, bekend als de Windhund-divisie. Deze eenheden kwamen eveneens hier om weer op sterkte te komen. In hoofdzaak werden ze ingekwartierd in huizen in de Winkelshoek, de Wittebrink, de Wassinkbrink en Velswijk. In de Velswijkse school werd een militair hospitaal ingericht. Onder anderen de hospikken Helmut Sporl en Fred Scheltz, beide ingekwartierd bij meester Tieken, waren hier actief. In de molen aan de Wiekenweg werd een voorraaddepot ingericht, waaronder een groot aantal gestolen fietsen. De bewaking berustte bij een vijftal militairen onder commando van Paul Middel. Tot slot streek er van deze 116de divisie nog een afdeling veldartillerie neer in de Meene. Hun stukken geschut stonden gecamoufleerd opgesteld in het Pelikaansbos en het bos van Buunk. De meeste Duitse legereenheden trokken in maart 1945, met het naderen van de frontlijn, terug tot achter het Twentekanaal. Wel werden er overal kleine groepen met pantserafweerkanonnen en machinegeweren ter verdediging achtergelaten, vooral rond Halle, Halle-Heide en Zelhem aangevuld met kleine groepen van de 346ste infanterie- en de 15de pantsergrenadierdivisie. Het zwaartepunt van hun verdediging lag in Halle langs de Landstraat en de Varsseveldseweg en in Zelhem langs de Halseweg bij het Pelikaansbos, maar overal op kruisingen en langs doorgangswegen werden verdedigende stellingen opgeworpen. Een grote voorraad munitie voor deze troepen werd opgeslagen in de school te Wolfersveen. Het naderen van de frontlijn en dus van de bevrijding werd ingeluid met enkele luchtaanvallen. Allereerst op 21 maart 1945 op Zelhem, waarbij naast de materiële schade dertien slachtoffers waren te betreuren. In de vroege morgen van 24 maart werd Zelhem voor de tweede keer vanuit de lucht aangevallen. Omdat de burgerbevolking het dorp grotendeels had verlaten vielen er ditmaal geen slachtoffers, maar de materiële schade was aanzienlijk. Rondom de kerk, die zelf ook zware schade opliep, werden de panden van de dames Bennink, boerderij Looman, Remmeling, smid Nusselder, garage Looman, Bosboom, smid Dimmedal, kapper Derksen, de oude school, Prins, bakkerij Ditzel, garage Sevink en de huizen van Hengeveld en Oosterink geheel of vrijwel geheel vernield. Ook Halle was nu doelwit. Hier werden de kerk en de woningen van de families Hofs en Lovink totaal vernield, waarbij gelukkig geen slachtoffers vielen. Volgens mevrouw Bertha Hofs stond er in de Dorpsstraat een Duitse vrachtwagen met munitie. Mogelijk vormde deze het doelwit, maar werd niet geraakt. Ook de deel van boerderij Rozengaar (net achter Halle) stond vol munitie, maar deze bleef eveneens buiten schot. Halle kreeg op 25 maart nog een tweede aanval te verduren. Dit keer werd de molen van Coops (tegenover Rozengaar), die als uitkijkpost dienst deed voor de Duitsers, door de geallieerden beschoten. Gelukkig waren er ook deze keer in Halle geen slachtoffers te betreuren. Na deze turbulente dagen volgde een korte periode van rust, waarin het naderende kanongebulder in het oosten de naderende bevrijding aankondigde. Op 25 maart was het Engelse 2de leger, gevolgd door het Canadese 1ste leger, er bij Wesel in geslaagd om de Rijn over te steken. De bevrijding van de Achterhoek was toebedeeld aan het Canadese 2de legercorps en het Engelse 30ste legercorps. De Engelsen, onder leiding van sir Brian Horrocks, kregen het oostelijke deel van de Achterhoek als doel, de Canadezen onder bevel van G.G. Simonds het westelijke deel. De grens lag globaal langs de lijn Terborg, Zelhem, Ruurlo, Borculo. Op 31 maart namen de schermutselingen rond Zelhem een aanvang. De Duitsers, die ook begrepen hebben dat de aanval vanuit Varsseveld en de Heelweg zal komen, graven zich langs de Landstraat en de Varsseveldseweg in. Met een autobus werd die 31ste maart nog een poging gedaan om versterkingen naar de stellingen langs de Landstraat te brengen. Dit mislukt echter jammerlijk, want de bus wordt vlak voor zijn bestemming, ter hoogte van de boerderij van de familie Hendriksen, door een geallieerd vliegtuig in brand geschoten. Bij deze aanval sneuvelt een Duitse soldaat, diezelfde avond nog begraven in de tuin van de familie Hilferink aan de Aaltenseweg in Halle. Hoe dicht die nacht de Engelsen de Duitsers op de huid zitten blijkt uit een voorval dat plaats had bij de familie Ter Maat aan de Landstraat. Zij hadden op hun boerderij het Bakkershuus tot twaalf uur ’s nachts Duitse inkwartiering gehad, toen vertrokken de Duitsers overhaast. Een half uur later zijn de Engelsen in de boerderij om een gewonde kameraad naar binnen te brengen. Deze heeft een schotwond in de schouder en wordt in de keuken verbonden. Het tankeskadron van de Royal Dragoon Guards wordt vergezeld door een Nederlander die de familie Ter Maat vertelt dat er zo een ambulance komt om de gewonde op te pikken. Nadat de heer Ter Maat de Engelsen de weg richting Zelhem heeft gewezen vertrekken ze. Na dwars door Halle te zijn getrokken stuiten ze op het kruispunt Halseweg en Halle-Heideweg wederom op Duitse tegenstand. Hier had zich namelijk de Duitse Feldwebel Helmut Dohler verschanst, bewapend met enkele Pantzerfausten en een machinegeweer. Als hij de Engelse tanks in het vizier krijgt opent hij meteen het vuur, maar nadat de voorste tank de positie van Dohler heeft gelokaliseerd volgt een salvo waarbij de Duitser dodelijk wordt getroffen. Diezelfde nacht vindt er nog een schermutseling plaats rond het erf van H. ten Brinke, waar de Duitsers een kanon in hinderlaag hadden opgesteld dat het vuur opent op de Engelse tanks. Tijdens de schotenwisseling die volgt wordt het kanon geraakt door een voltreffer, waarbij drie Duitsers omkomen. De geallieerde voorhoede was nu gepasseerd, maar daarmee is de rust nog niet teruggekeerd. Vanuit oostelijke richting komen langs verschillende routes steeds meer geallieerde eenheden oprukken. Om ongeveer 10 uur ’s morgens naderen over de Halseweg eenheden van de 1ste Royal Dragoons die slaags raken met de Duitse eenheden die zich hebben verschanst in het Pelikaansbos. Tijdens dit vuurgevecht wordt boerderij
de Roskam in brand geschoten. De Duitsers trekken zich daarop terug richting dorp of probeerden via de Meene te ontkomen. Tegen de middag hebben de geallieerde gevechtstroepen Zelhem al weer verlaten richting Ruurlo en is de gemeente Zelhem officieel bevrijd. Nu komen de volgtroepen. Zo trekt vanaf de namiddag via de Halle-Nijmanweg en de Halle-heideweg de complete 4de Canadese pantserdivisie voorbij. Via het dorp trekken grote delen van de 1ste Poolse pantserdivisie richting Ruurlo, terwijl het Fort Garryhorse regiment van de 2de Canadese tankbrigade door Velswijk trekt. Nadat ook de achterhoede (met genie, verbinding en intendance) van dit immense leger zijn gepasseerd wordt het weer wat rustiger. Naar schatting zijn deze Eerste Paasdag minstens 50.000 geallieerde manschappen en misschien wel meer dan 15.000 voertuigen over het grondgebied van Zelhem en Halle getrokken. |